- zwak
- zwak1{{/term}}〈het〉1 [iemands zwakke punt] point 〈m.〉faible2 [voorliefde] faible 〈m.〉♦voorbeelden:1 iemand in zijn zwak tasten • prendre qn. par son point faible2 een zwak voor iemand of iets hebben • avoir un faible pour qn. ou qc.————————zwak2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 〈bijvoeglijk naamwoord〉 faible; 〈bijwoord〉 faiblement♦voorbeelden:1 een zwak geheugen • une mauvaise mémoireeen zwakke helling • une pente douceeen zwak karakter • un caractère faibleeen zwakke maag hebben • avoir l'estomac délicatin een zwak ogenblik • dans un moment de faiblessehet zwakke punt in een betoog • le point faible d'une argumentationzwak maken • affaiblirzwak worden • s'affaiblirzwak zijn in iets • être faible en qc.de zieke is nog zwak op zijn benen • le malade est encore faible sur ses jambes
Deens-Russisch woordenboek. 2015.